Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart [31]in het vlees, en die [32]voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn [33]besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt; 31. Sommigen verstaan dit van de onbesnedenheid der heidenen; doch zodanigen waren zij ook nu tot Christus bekeerd zijnde, en den naam voorhuid, die volgt, geeft dit genoeg te kennen. Zo wordt dan het woord vlees bekwamelijker genomen voor de verdorvenheid der natuur, waarin zij voor hunne bekering waren, gelijk Joh.3:6; Rom.8:5, enz. 32. Dat is, onbesneden en dat bij verachting. Zie 1 Sam.17:26; Ezech.44:7. 33. Dat is, van de Joden die besneden waren, hetwelk een teken was van Gods verbond met hen; Gen.17:11.